Handleiding

Inhoud

1. Historiek van de WIWILB-databank
2. Selectie, herkomst en aard van de gegevens
3. Methodologische kwesties en richtlijnen voor consultatie
4. Inhoud van de gegevensvelden
5. Referenties

 

1. Historiek van de WIWILB-databank

Een doctoraatsonderzoek over de ruimtelijke ontwikkeling van het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brussel vormde de aanzet tot de ontwikkeling van een relationele Access-databank. Hierin werden diverse gegevens verzameld en met elkaar in verband gebracht, onder meer een databank met vermeldingen van laatmiddeleeuwse Brusselaars. Ook nadien werden nog talloze gegevens toegevoegd en dat gebeurt nog steeds. Ondertussen is de kaap van de 45.000 records gerond, waarvan er momenteel ruim 10.000 beschikbaar zijn op www.wiwilb.ugent.be (stand van zaken 1 september 2022).

Om te voorkomen dat de omvangrijke personendatabank een persoonlijk werkinstrument zou blijven, werden in 2012 enkele stappen gezet om een deel van de databank te ontsluiten via de zoekrobot Zoeken naar Personen van het Rijksarchief in België. Nadeel van deze operatie was dat een grondige aanpassing van de structuur en een opschoning van de gegevens noodzakelijk bleken. Die operatie vergde de nodige tijd, energie en middelen, die dankzij subsidies van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Provincie Vlaams-Brabant werden verschaft. In 2015 konden zo ongeveer 33.000 records uit de WIWILB-databank aan de Zoeken naar personen-applicatie worden toegevoegd en deze zijn nog steeds daarin terug te vinden.

Toch was het wenselijk om ook een eigen platform en zoekrobot voor de WIWILB-databank te creëren. Zodoende kan de databank zijn eigen structuur behouden en kunnen alle gegevens worden ontsloten. De overzetting naar de Zoeken naar Personen-applicatie betekende immers dat een reeks gegevens weggelaten moesten worden en bemoeilijkt de interpretatie van bepaalde informatie. Dankzij de IT-dienst van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent, en met name Hans Blomme, heeft de databank begin 2020 een eigen plek op het web en zoekrobot gekregen.

Deze WIWILB-webdatabank zal in de toekomst verder worden aangevuld met nieuwe gegevens. Wie graag een steentje bijdraagt bij de exploratie van middeleeuwse bronnen of secundaire literatuur, kan steeds contact opnemen met Bram Vannieuwenhuyze of Hans Blomme. Er is in elk geval nog voldoende materiaal dat kan worden toegevoegd: talloze originele documenten over laatmiddeleeuws Brussel liggen te wachten op onderzoek en verwerking en er bestaan verscheidene publicaties met kant en klare namenlijsten van laatmiddeleeuwse Brusselaars.

 

2. Selectie, herkomst en aard van de gegevens

Eerst en vooral is het belangrijk erop te wijzen dat de gegevensbank is aangelegd tijdens een onderzoek naar de stedenbouwkundige evolutie en topografie van het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brussel. Later werden ook andere bronnen en literatuur geconsulteerd. De zoektocht naar persoonsgegevens was daarbij nooit het primaire doel. Het is nooit de bedoeling geweest om systematisch alle mogelijke bronnen en historische literatuur te excerperen (en dat zal het ook nooit worden). Dat zou trouwens een onmogelijke opdracht zijn, want er zijn tienduizenden archiefdocumenten over laatmiddeleeuws en vroegmodern Brussel bewaard. Ook de stapel secundaire literatuur en bronnenuitgaven is zeer uitgebreid.

Een tweede belangrijk punt is de vraag over welke personen informatie in de databank werd ingevoerd. Met andere woorden, wat wordt precies verstaan onder ‘laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brusselaars’? Die groep mensen is in brede zin opgevat: alle personen waarvan met enige zekerheid kan worden aangenomen dat ze in de stad Brussel of haar nabije omgeving aanwezig of actief zijn geweest tot en met het jaar 1600. Met ‘stad Brussel’ wordt het stedelijke gebied intra muros, d.w.z. binnen de tweede stadsversterking aangelegd in de veertiende eeuw, bedoeld. Aangezien het stedelijke rechtsgebied (vrijheid) zich in die periode echter veel verder uitstrekte en van vele bewoners uit de nabije omgeving van de stad mag worden verondersteld dat ze de stad meermaals hebben bezocht, werd de ruimtelijke perimeter een stuk verder gelegd, tot een straal van 13 km rond de stad. Op onderstaande kaart is deze perimeter voorgesteld, samen met het zeventigtal dorpen en stadjes dat zodoende ook in beschouwing wordt genomen.

De begrenzing is minder arbitrair dan het lijkt. Enerzijds komt men voorbij deze perimeter in de invloedssferen van naburige en concurrerende steden als Leuven, Mechelen, Aalst en Nijvel. Voorbij die 13 km was de aantrekkingskracht van Brussel dus een stuk kleiner. Anderzijds is uit onderzoek gebleken dat Brusselaars en Brusselse instellingen haast in elk dorp binnen deze zone bezittingen hadden en cijnzen inden. Er bestonden dus intense economische banden tussen dit gebied en de stad. Contacten en verplaatsingen gebeurden in twee richtingen: zowel naar als weg van de stad. Vele boeren uit de dorpen rond Brussel gingen er hun producten verkopen en reizigers die naar de stad reisden, moesten ook het ommeland doorkruisen. Gespecialiseerde vaklui uit de stad werden gevraagd op het platteland en rijke stedelingen gingen er in hun buitenplaatsen verpozen.

Van de gerepertorieerde personen is vrijwel steeds de voor- en/of familienaam opgenomen. In een aantal gevallen geeft de bron helaas geen van beide prijs, bijvoorbeeld wanneer sprake is van ‘de weduwe Smolders’ of de ‘heer van Bregilles’. Verder wordt een bronverwijzing (literatuurverwijzing, archiefsignatuur en document) en datering meegegeven, alsook - en voor zover vermeld - een reeks biografische gegevens, zoals beroep/ambt, sociale groep of affiliatie, titel, plaats en moment van geboorte en overlijden, afkomst en namen van familieleden. Andere belangwekkende informatie wordt in een vak ‘Varia’ toegevoegd. Ook de plaatsen waar de persoon met zekerheid aanwezig was, worden aangeduid.

Of een persoon al dan niet in Brussel en nabije omgeving aanwezig is geweest, valt op drie manieren te achterhalen. In een reeks gevallen blijkt het expliciet uit de bron: er wordt expliciet meegedeeld dat de persoon in Brussel of nabije omgeving leefde, werkte of passeerde. In heel wat andere gevallen kunnen we het impliciet afleiden: de persoon vervulde een openbaar ambt in de stad, was lid van één van de vele stedelijke verenigingen of instellingen of bezat er rechten of eigendommen. Van een derde reeks personen, ten slotte, is algemeen bekend dat ze in de late middeleeuwen of zestiende eeuw in Brussel hebben geleefd of zijn geweest. Denk aan ‘beroemdheden’ als Rogier van der Weyden, Erasmus, Christoffel Plantijn, Andreas Vesalius, de graven Egmont en Horne of Willem van Oranje, maar evengoed aan de hoogste wereldlijke en kerkelijke gezagsdragers en heel wat van hun hovelingen en ambtenaren.

De herkomst van de informatie is van tweeërlei aard. Enerzijds zijn de gegevens verzameld op basis van onderzoek in de Brusselse archieven. Diverse types documenten werden doorgenomen: stadsordonnanties, ambachtsreglementen, landsheerlijke en bisschoppelijke verordeningen, schepenbrieven, cijnsregisters, ledenlijsten, rekeningen, notarisakten, reisverslagen, brieven en allerlei andere soorten documenten. Het merendeel van deze documenten wordt bewaard in de collecties van het Archief van de Stad Brussel, het Archief van het O.C.M.W.-Brussel, het Algemeen Rijksarchief, het Rijksarchief te Brussel en de Koninklijke Bibliotheek. Een aantal belangwekkende documenten werd reeds via uitgaven ontsloten en daarvan is dan ook dankbaar gebruik gemaakt.

Anderzijds werden ook heel wat gegevens verzameld uit secundaire – doorgaans wetenschappelijke – historische literatuur. Dat zijn zowel publicaties die specifiek over de Brusselse geschiedenis handelen, als publicaties over andere onderwerpen. Handig zijn uiteraard de namenlijsten die historici hebben opgesteld, bijvoorbeeld van de schepenen van de stad Brussel of van de bestuurders of leden van ambachten, broederschappen en kloosters. Ook konden gegevens uit bestaande – al dan niet digitale – databanken worden gehaald. Tijdens een studieverblijf in het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag werden ongeveer 5000 vermeldingen uit de zogenaamde Collectie Obreen gerepertorieerd. Andrea Bardyn van de KU Leuven verzamelde en voegde gegevens over ruim 960 laatmiddeleeuwse Brusselse vrouwen toe. En in de England’s Immigrants Database werden zo’n veertigtal laatmiddeleeuwse Brusselaars teruggevonden die in die periode Brussel verlieten om hun geluk in Engeland te gaan beproeven.

De WIWILB-databank bevat aldus een schat aan informatie. Het is een uitgebreid naslagwerk voor historici, letterkundigen, taalkundigen, kunsthistorici, archeologen en bouwhistorici die de middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis van Brussel en omgeving onderzoeken en daarbij op zoek zijn naar biografische gegevens over één of meerdere personen die in Brussel aanwezig of actief waren. Hetzelfde geldt uiteraard voor archief-, musea- en erfgoedmedewerkers die belast zijn met de ontsluiting van archiefstukken, de studie van collecties, het organiseren van tentoonstellingen of het opzetten van erfgoedprojecten. Ten slotte is de databank ook van grote waarde voor genealogen, die verre familieleden en naamgenoten kunnen opsporen of aldus stambomen kunnen vervolledigen. In die zin vormt de databank een aanvulling op het vele onderzoek dat al is verricht naar de samenstelling van de Brusselse geslachten, poorterslijsten en parochieregisters.

De databank is echter niet enkel geschikt voor punctueel opzoekwerk, maar kan ook als startbasis fungeren voor breder thematisch onderzoek. Zo biedt het repertorium materiaal voor onderzoek naar de diverse geledingen van de laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brusselse maatschappij, denk bijvoorbeeld aan de samenstelling van ambachtsorganisaties en socio-culturele verenigingen, de adellijke aanwezigheid in de stad, het rekruteringsveld en de achtergrond van het stadspersoneel of sociale mobiliteit, om slechts die thema's te noemen. De databank is tevens een prima vertrekpunt voor een diepgaandere studie van de laatmiddeleeuwse/vroegmoderne arbeidsmarkt en kan op termijn misschien worden ingezet om de socio-economische topografie van de laatmiddeleeuwse stad en haar omgeving te reconstrueren. Tot slot biedt de databank ook voldoende stof aan taalkundigen die naamgevingsprocessen en de oorsprong van familienamen bestuderen.

 

3. Methodologische kwesties en richtlijnen voor consultatie

De creatie van een personendatabank is een hele onderneming. Verschillende methodologische problemen duiken op en diverse keuzes moeten worden gemaakt. Hierna worden enkele belangrijke kwesties en beslissingen besproken, die tegelijkertijd dienst doen als richtlijnen voor consultatie.

Van meet af aan is bewust geopteerd om geen unieke persoonsfiches te maken. De WIWILB-databank is dus geen databank van unieke personen, maar een databank van vermeldingen van personen. Daarop is weliswaar één uitzondering gemaakt: van de landsheren is wel slechts één enkele, dus unieke persoonsfiche gemaakt. Van deze personen bestaan er simpelweg veel te veel vermeldingen (waarvan de meeste  niet eens op Brussel betrekking hebben) en bovendien kan daarin niet altijd duidelijk een onderscheid worden gemaakt tussen de instantie en de persoon. Landsheren waren achtereenvolgens de graven van Leuven, hertogen van Brabant, hertogen van Bourgondië, Habsburgse keizers en Spaanse koningen; in de zestiende eeuw lieten deze laatsten zich in de Lage Landen vertegenwoordigen door landvoogden of gouverneurs-generaal.

Een record bevat enkel de gegevens die door een specifieke bron (een archiefdocument, drukwerk of secundaire literatuur) worden geboden. Met andere woorden, telkens wanneer een vermelding van een bepaalde Brusselaar wordt aangetroffen, wordt een nieuw record aangemaakt, ongeacht of die persoon reeds in de databank zit of niet. Gevolg is dat de informatie over specifieke personen over meerdere records zit verspreid. Wie bijvoorbeeld een biografie wil opstellen, zal de gegevens bijeen moeten zoeken en samenleggen. Daarbij zal men merken dat bepaalde informatie meer dan eens voorkomt: bepaalde bronnen en literatuur verschaffen nu eenmaal dezelfde gegevens over specifieke personen. Zo wordt Rogier van der Weyden haast altijd als schilder omschreven. Dat gegeven vindt men dus meermaals terug in de WIWILB-databank. Anderzijds spreken bronnen en/of literatuur elkaar wel eens tegen. Ook die tegenstrijdige informatie treft men in de databank aan.

De keuze om vermeldingen te registreren in plaats van unieke persoonsfiches te maken, is ingegeven door pragmatisme. Bij het aanleggen van een dermate grote databank kost het (te) veel tijd om geval per geval na te gaan of een persoon reeds in de databank is geregistreerd of niet. Dat lijkt in theorie misschien eenvoudig, maar is het in de praktijk helaas niet. Ten eerste treft men in het bronnenmateriaal een bijzonder groot aantal homoniemen aan: net als in andere steden liepen er in laatmiddeleeuws en vroegmodern Brussel kennelijk heel wat mensen met dezelfde naam rond. Het voorbeeld van Jan van Laken illustreert deze problematiek. Zo werd er een Jan van Laken ingeschreven in het ambacht van de zogenoemde steenbickeleren in de tweede helft van de veertiende eeuw. In 1392, 1393 en 1394 werd Jan van Laken als gezworene van het steenbickelerenambacht vermeld. Ging het hier telkens om dezelfde persoon? Wellicht wel, maar helemaal zeker is dat niet. We mogen deze vier mannen dus niet a priori met elkaar vereenzelvigen. In het cijnsregister van de Sint-Goedelekerk uit 1369-1372 wordt een steenbickeleer Jan van Laken gesitueerd in de Sint-Goriksparochie en een steenhouwer Jan van Laken in Molenbeek. Ook hier kan het nog steeds om dezelfde persoon gaan. De riemmaker Jan van Laken die toetrad tot de Sint-Jakobsbroederschap in de periode 1357-1386 is ongetwijfeld een andere man, net zoals bakker Jan van Laken die omstreeks 1408 lid werd van diezelfde broederschap. Kortom, eind veertiende - begin vijftiende eeuw liepen er minstens drie mannen met de naam Jan van Laken rond in Brussel.

Een tweede belemmering zijn de uiteenlopende schrijfvarianten en vertalingen van de namen. Bijna nooit wordt een persoonsnaam op dezelfde manier geschreven. In het goederenregister van het Sint-Jakobsgasthuis wordt melding gemaakt van her Jans [...] van Laken, priesters, prochiaen wilen was in Senter Claes prochie, die vóór 22 oktober 1361 overleed. In datzelfde register komt ook wilen Jans van Laken, beckers voor, een vermelding die wellicht uit de tweede helft van de veertiende eeuw stamt. Indien dat klopt, dan kan het hier niet gaan om de hoger vermelde bakker Jan van Laken die pas in 1408 lid werd van de Sint-Jakobsbroederschap. De afwijkende schrijfwijze (Jans met eind-s) wijst in beide gevallen trouwens op een genitiefvorm. In Latijnse bronnenmateriaal treffen we de vermeldingen Johannis de Laken (20 januari 1364), Johannis de Laken (10 augustus 1321) en Johanni, zoon van Gossuinus dictus de Laken, caligator (1292) aan. Al deze personen heetten eigenlijk gewoonweg Jan van Laken, maar door het gebruik van het Latijn en van naamvallen is de schrijfwijze variabel.

Uit dit – nog vrij eenvoudige – voorbeeld blijkt dat de identificatie van personen voor heel wat problemen kan zorgen. Om die identificatie snel en efficiënt te laten verlopen, zijn contextualiserende gegevens noodzakelijk: aanduiding van beroep of sociale groep, namen van familieleden, situering van woonplaats of bezittingen. In het geval van Jan van Laken zou het nog meevallen, maar wat dan gedaan bij een naam als Jan/Johannes Mennen die met de regelmaat van de klok voorkomt in de veertiende en vijftiende eeuw. Andere namen, zoals bijvoorbeeld Willem van Coudenberge, kunnen op zoveel verschillende wijzen worden geschreven en vertaald dat het identificatiewerk enorm veel tijd kost. Om het nog complexer te maken: ook binnen eenzelfde bron komen variabele schrijfwijzen voor en ten slotte doen ook de historici hun duit in het zakje door de namen te moderniseren en/of te vertalen. In een Franstalig boek wordt Jan van Laken doorgaans Jean de Laeken, in een Engels artikel vinden we John of Laken terug.

Teneinde het ‘tijdverlies’ van het complexe identificatiewerk te voorkomen, is van meet af aan beslist om de tijd vooral te investeren in de registratie van zo veel mogelijk vermeldingen. Daarbij is getrouw de schrijfwijze van de bron gevolgd. Wel worden afkortingen en naamvallen waar mogelijk opgelost of weggewerkt: de afkorting Jo. en de naamvallen Johannem, Johannis of Johanni worden bijvoorbeeld omgezet naar de nominatief Johannes. Wanneer een naam meerdere keren voorkomt in een bron, dan wordt de eerste vermelding of de meest voorkomende variant weerhouden. Voornamen beginnend met een i zijn gemoderniseerd en krijgen een j. Vertalingen worden echter niet doorgevoerd. Wie dus op zoek is naar een lid van de familie van Coudenberge, dient bijvoorbeeld te zoeken op ‘van Coudenberge’, ‘van Coudenberghe’, ‘van Coudenberghen’, ‘de Coudenberge’ en ‘de Frigido Monte’. Wie een persoon met de voornaam Willem zoekt, moet ook oog hebben voor Willeme(n), Wilhelmus, Willelmus, Guillelmus en Guillaume.

De standaardisatie van de contextuele gegevens vormt een ander heikel punt. Ook hier zorgen het onnauwkeurige en omslachtige woord- en taalgebruik van de tijdgenoten en de moderniseringen en vertalingen van de historici voor een wildgroei aan formuleringen, schrijfwijzen en begrippen. Daarom is getracht om de aanduiding van beroepen, titels en sociale groepen zo veel mogelijk te standaardiseren teneinde zoekoperaties mogelijk te maken. Een 'meester van de huisarmen van Sint-Goedele' is bijvoorbeeld geregistreerd als 'huisarmmeester van de Sint-Goedeleparochie'. Toch is het in een reeks gevallen niet mogelijk gebleken om trefzeker te standaardiseren. Bepaalde personen krijgen afhankelijk van de bron een ander beroep of andere titel, terwijl voor sommige beroepen en titels dan weer diverse termen werden gebruikt. Is een groenvisser (gruenveschere) hetzelfde als een groenvisverkoper (grunevischmanghere); is een pegelaar van het bier gelijk aan een waardeerder van het bier? In dergelijke gevallen worden de formuleringen en begrippen uit de bron zo dicht mogelijk gevolgd, al zijn de termen wel zo veel mogelijk gemoderniseerd. Bij onduidelijkheden werd een beroep gedaan op het beroepsnamenboek van J.B. Glasbergen of het artikel over de beroepen en ambten in laatmiddeleeuws Leuven van Louis De Man.

Ook de datering geeft vaak aanleiding tot interpretatie- en standaardisatieproblemen. In een ideaal geval is de vermelding van een persoon precies dateerbaar, wat betekent dat er een specifieke dag in een specifieke maand van een specifiek jaar aan kan worden gekoppeld. Van twee Brusselse schepenen die op een bepaalde dag als getuigen optraden bij de registratie van een goederentransactie kunnen we wel met quasi 100% zekerheid zeggen dat ze die dag in Brussel aanwezig waren. Of dat ook gold voor de stadsklerk die de brief opstelde en ondertekende, is minder duidelijk. Misschien gebeurde dat pas later. Hetzelfde geldt voor de betrokken partijen: mogelijk waren deze niet eens in Brussel aanwezig en lieten ze zich vertegenwoordigen. Wanneer eigendommen in de ruimte worden gesitueerd, dan wordt niet zelden verwezen naar de aanpalende goederen van reeds overleden personen. Dat komt omdat in zo’n gevallen vaak slaafs passages uit oudere documenten worden gekopieerd. Ook in jaargetijdenboeken (obituaria) en kronieken worden vele personen vermeld die reeds overleden zijn.

Een ander probleem is dat diverse documenten niet of slecht gedateerd zijn. Dat is vanzelfsprekend het geval voor documenten waarop geen datum staat vermeld. In die gevallen is het soms wel op indirecte wijze mogelijk om een datering, een dateringsvork of een terminus ante of post quem te reconstrueren. Andere documenten zijn dan weer niet vast te pinnen op één enkel moment. Rekeningen beslaan vaak de periode van een heel jaar (al kwamen ook week- en maandrekeningen voor); documenten zoals ledenlijsten en cijnsregisters werden aangevat op een bepaald tijdstip, maar vervolgens lange tijd aangevuld.

De datum vermeld in een document en de datum waarop een document werd opgesteld is dus niet altijd gelijk aan het moment waarop de vermelde personen in Brussel aanwezig waren. Daarom is het noodzakelijk te benadrukken dat de vermelding van een persoon op een bepaalde datum zeker geen hard bewijs is voor zijn of haar aanwezigheid te Brussel op dat specifieke tijdstip. Om de datering toch zo helder mogelijk te presenteren, is ervoor geopteerd om een onderscheid te maken tussen de datering van de vermelding (in het gegevensveld Datum) en de datering van het document waaruit de gegevens afkomstig zijn (in het gegevensveld Bron).

 

4. Inhoud van de gegevensvelden

Wie het tabblad Databank openklikt, komt terecht op de hoofdpagina van de WIWILB-databank en krijgt daar een alfabetisch gerangschikte lijst van de geregistreerde persoonsvermeldingen te zien. Het hoofdbestanddeel van de familienaam is daarbij leidend. Rechts daarvan wordt de datum van de vermelding weergegeven en de locatie(s) waaraan de persoon is verbonden. Het is ook mogelijk om de lijst omgekeerd alfabetisch te rangschikken of de data van oud naar recent of omgekeerd te klasseren. Indien de voor- of familienaam van een persoon niet bekend is, dan wordt deze vervangen door een weglatingsstreepje.

De volledige gegevensfiche bekomt men door op de naam te klikken. De informatie wordt daar onder vijf hoofdingen aangeboden: Persoonsidentificatie, Bronvermelding, Profiel, Familiale gegevens en ten slotte Varia en opmerkingen. Leeg gebleven velden – waarvoor de bron m.a.w. geen gegevens verschaft – worden niet getoond. Merk ten slotte op dat elke persoon een uniek nummer heeft, dat zichtbaar is in de adresbalk bovenaan en kan worden gebruikt voor specifieke bronverwijzingen. Voor Claes de Zwaef is dat bijvoorbeeld https://www.wiwilb.ugent.be/pid_78.

Rechts op de hoofdpagina van de databank vindt men een zoekrobot. Via het bovenste zoekveld kan men vrij in de gehele databank zoeken. Wie bijvoorbeeld zoekt op ‘laken’ krijgt aldus een zeer uitgebreide lijst waarin zowel mensen uit Laken, leden van de lakengilde, lakenververs, lakenverkopers en mensen met de familienaam van Laken voorkomen. Het is weliswaar ook mogelijk om specifieker te zoeken met behulp van keuzelijsten, met name voor de locaties waarmee de personen verbonden zijn, voor het profiel van de personen (beroepen, ambten, titels, sociale groepen) en op basis van geslacht. Met behulp van de verschuifbare tijdsbalk kunnen de zoekresultaten ook chronologisch worden afgebakend.

Persoonsidentificatie

  • Voornaam: Voornaam van de persoon zoals vermeld in de bron of secundaire literatuur. Taal en schrijfwijze worden niet gemoderniseerd of gestandaardiseerd, met uitzondering van de oplossing van afkortingen (indien mogelijk) en de omzetting naar de nominatief (voor Latijnse voornamen in andere naamvallen). Indien de voornaam van de persoon meermaals in de bron voorkomt en daarbij verschillen optreden, dan worden deze vermeldingen na elkaar opgesomd. Familienaam:
  • Familienaam van de persoon zoals vermeld in de bron of secundaire literatuur, voorafgegaan door een eventueel voorvoegsel (zoals ‘de’, ‘vander’, ‘van den’, enzovoort) en eventueel gevolgd door een bijnaam (bijvoorbeeld ‘geheten Dierickx’ of ‘dictus Plaetman’). Taal en schrijfwijze worden niet gemoderniseerd of gestandaardiseerd. Indien de familienaam van de persoon meermaals voorkomt en daarbij verschillen optreden, dan worden deze vermeldingen na elkaar opgesomd.
  • Overleden: Aanduiding met het symbool † indien de persoon op het moment van de vermelding reeds overleden is.
  • Geslacht: Vrouw of Man. Wanneer het geslacht onbekend is (bij twijfelgevallen of bij vermeldingen als ‘de goederen tsCupers’), dan blijft dit veld leeg en wordt het niet gepresenteerd.
  • Locatie: Locatie(s) in of binnen een straal van 13 km rond Brussel waarmee de persoon verbonden is. Dit betekent dat de persoon op deze plek heeft geleefd of is geweest, er activiteiten, een beroep of ambt heeft uitgeoefend of bepaalde rechten of eigendommen bezat.
  • Geboortedatum: Uitgeschreven geboortedatum van de persoon. Dit gegeven is meestal onbekend of slechts bij benadering gekend. Geboortes werden in Brussel pas geregistreerd vanaf het moment waarop de Kerk parochieregisters liet opstellen. De oudst bewaarde parochieregisters waarin geboortes werden geregistreerd, zijn deze van de Sint-Goedelekerk en van de Kapellekerk, aangevat in 1565. Er zijn echter aanwijzingen dat de Sint-Goedeleparochie reeds geboortes registreerde sinds 1483.
  • Geboorteplaats: Aanduiding van de geboorteplaats van de persoon. Dit gegeven is meestal onbekend.
  • Afkomst: Aanduiding van de afkomst van de persoon.
  • Overlijdensdatum: Uitgeschreven overlijdensdatum van de persoon. Van diverse personen weten we enkel dat ze vóór een bepaalde datum overleden zijn, bijvoorbeeld omdat hun naam in het document wordt voorafgegaan door de vermelding ‘wijlen’.
  • Overlijdensplaats: Aanduiding van de plaats van overlijden van de persoon.

Bronvermelding

  • Datum: Zo precies mogelijke uitgeschreven datering van de vermelding(en) van de persoon. Bij onduidelijkheden wordt voor zover mogelijk een datering bij benadering, een periode of termini ante of post quem genoteerd. Meerdere dateringen worden gescheiden door een komma. Alle dateringen zijn omgezet naar de nieuwe stijl. Brussel volgde tot 1563 de Paasstijl, wat inhoudt dat het jaar pas op Pasen begon. Alle datumvermeldingen tussen 1 januari en Pasen zijn omgerekend naar de nieuwe stijl, de Nieuwjaarsstijl die vanaf 1563 (en nog steeds) in gebruik is.
  • Origineel tekstfragment: Zo getrouw mogelijke transcriptie van het tekstfragment uit het originele archiefstuk of drukwerk. Meerdere vermeldingen worden gescheiden door […]. Afkortingen worden waar mogelijk opgelost en verder worden de uitgaveregels van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis zo goed mogelijk gevolgd.
  • Tekstfragment literatuur: Zo getrouw mogelijke transcriptie van het tekstfragment uit de secundaire literatuur. Meerdere vermeldingen worden gescheiden door […].
  • Bron: Korte inhoudelijke omschrijving van het archiefdocument of drukwerk waaruit het originele tekstfragment afkomstig is, gevolgd door een zo precies mogelijke datering.
  • Bronverwijzing: Zo nauwkeurig mogelijke signatuur van het archiefstuk of drukwerk en/of referentie van de secundaire literatuur waaruit de gegevens afkomstig zijn. Een overzicht van alle gebruikte bronnen vindt men terug onder het tabblad Bronnen.

Profiel

  • Beroep: Omschrijving van de beroep(en) of ambt(en) van de persoon; meerdere beroepen of ambten worden gescheiden via een komma. De beroepen en ambten worden zo goed mogelijk gemoderniseerd en gestandaardiseerd. In sommige gevallen gaat het om vroegere beroepen of ambten aangeduid; dat wordt voor zover bekend verduidelijkt in het veld ‘Varia’.
  • Titel: Aanduiding van de titel(s) van de persoon; meerdere titels worden gescheiden via een komma. De titels worden zo goed mogelijk gemoderniseerd en gestandaardiseerd. De meest voorkomende zijn: meester, heer/vrouwe (eventueel gevolgd door de naam van de heerlijkheid), juffrouw, doctor en licentiaat (beide eventueel gevolgd door de specialisatie). Wanneer men een bepaalde titel had verworven, behield men deze in principe voor de rest van zijn/haar leven.
  • Sociale groep: Aanduiding van de sociale groep(en), gemeenschap(pen) of vereniging(en) waartoe de persoon behoort; meerdere sociale groepen, gemeenschappen of verenigingen worden gescheiden via een komma. De begrippen worden zo goed mogelijk gemoderniseerd en gestandaardiseerd. De meest voorkomende zijn: broederschappen, ambachtsgilden, schuttersgilden, religieuze ordes, kloostergemeenschappen, geslachten, specifieke statussen (bijvoorbeeld weduwe, edelman of bastaard), poorterschap, rederijkerskamers, en bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld Italiaan, Spanjaard, jood).

Familiale gegevens

  • Vader: Naam van de vader van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt en/of titel tussen haken.
  • Moeder: Naam van de moeder van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt en/of titel tussen haken.
  • Man: Naam van de echtgenoot van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt en/of titel tussen haken. Opeenvolgende echtgenoten krijgen voor zover bekend een volgnummer en worden gescheiden via een komma.
  • Vrouw: Naam van de echtgenote van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt en/of titel tussen haken. Opeenvolgende echtgenotes krijgen voor zover bekend een volgnummer en worden gescheiden via een komma.
  • Kinderen: Naan/namen van het kind/de kinderen van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt, titel, bastaardschap en/of echtgeno(o)t(e) tussen haken. Meerdere kinderen worden gescheiden via een komma.
  • Broers: Naam/namen van de broer/broers van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt, titel en/of echtgeno(o)t(e) tussen haken. Meerdere broers worden gescheiden via een komma.
  • Zussen: Naam/namen van de zus/zussen van de persoon, eventueel gevolgd door beroep, ambt of titel en/of echtgeno(o)t(e) tussen haken. Meerdere zussen worden gescheiden via een komma.
  • Familieleden en verwanten: Naam/namen van andere familieleden en verwanten van de persoon, eventueel gevolgd door de aard van de verwantschap, beroep, ambt, titel en/of echtgeno(o)t(e) tussen haken. Meerdere familieleden en verwanten worden gescheiden via een komma.

Varia en opmerkingen

  • Varia: Verduidelijkingen over gegevens die reeds in andere velden vermeld worden en aanvullende gegevens die niet in deze velden kunnen worden geplaatst. Indien het gegevens uit de secundaire literatuur betreft, dan volgt bij wijze van referentie de bladzijde tussen haken. Gegevens over eigendommen in Brussel vindt men hier doorgaans niet terug, aangezien deze in een andere databank werden geregistreerd.
  • Opmerkingen: Extra opmerkingen van de invoerder (die dus niet uit de bron komen): aanduiding van eventuele fouten of onduidelijkheden, mogelijke interpretaties of identificaties. Soms wordt verwezen naar uitspraken van andere historici, voorzien van een bronverwijzing.

 

5. Referenties